| |
1. De werking van een
patroon
2. Meest gebruikte kalibers
3. Ammunition Guide
|
De
werking van een patroon
Afhankelijk van het soort vuistvuurwapen kunnen soms pistoolpatronen in
revolvers worden verschoten en andersom. Een goed voorbeeld hiervan is
de .357 Magnum - revolverpatroon. Sommige pistoolmerken zijn ook in dit
kaliber uitgevoerd, zoals het Coonan pistool, de Grizzly en de Desert
Eagle. Met behulp van speciaal daarvoor ontwikkelde clips kunnen met
sommige revolvers ook 9mm Para pistoolpatronen worden verschoten.
Nagenoeg alle geweer, karabijn, pistool en revolverpatronen zijn
opgebouwd uit vier verschillende bestanddelen:
1 Het Slaghoedje
2 Het Kruit
3 De Huls
4 De Kogel
De volgorde van het afvuren van een patroon gaat als volgt:
De patroon wordt ontstoken doordat de slagpin van het wapen tegen het
slaghoedje van de patroon slaat.
In het slaghoedje zit het slagsas, een zeer explosief chemisch mengsel
dat door de lichtste slag tot ontploffing kan worden gebracht. In
milliseconden explodeert de kleine springlading, waarbij de hevige
steekvlam in de kruitlading in de huls slaat. Hierdoor wordt het kruit
aangestoken. Het kruit, waarmee de patroon geladen is, ontwikkeld
tijdens de verbranding enorm veel gas. In een fractie van een seconde
wordt in de kleine ruimte van de huls een dusdanige hoge druk ontwikkeld
dat de kogelkop - de vierde component van de patroon - met kracht uit de
huls wordt gedrukt. De huls zelf zit aan twee kanten goed ingesloten.
Aan de zijkant tegen de kamerwand en aan de achterkant tegen de
grendelkop. Bij een kanon noemt men dit een afsluiter, bij een geweer
een grendel of afsluiter, bij een pistool spreekt men van een slede en
bij een revolver over de terugslagplaat, die een onderdeel vormt van het
revolverframe. De kogel krijgt gedurende korte tijd een versnelling mee
als gevolg van het expanderende gas. De huls van de patroon bestaat
meestal uit messing, een zacht en elastisch materiaal. Omdat de huls
tijdens de verbranding van het kruit uitzet en tegen de wand van de
kamer van de loop aangedrukt wordt, wordt het gas goed afgedicht. Dat is
ook noodzakelijk, want alle aanwezige gasdruk moet worden benut om de
kogel aan te drijven. De gassen die vrijkomen door de enorme verbranding
van het kruit, ontwikkelen een enorme druk. In een 9mm Para patroon tot
2500 atmosfeer (at) en in een geweer patroon tot zo'n 4000 at of meer.
Al naar gelang het soort wapen, het kaliber en de kruitlading vliegt de
kogel enige honderden of zelfs duizenden meters ver. Door deze gasdruk
stevent de kogel met een enorme snelheid op zijn doel af. Die snelheid
wordt nog wel eens onderschat, zeker in populaire tv series, waar de
hoofdrolspelers met gemak een aansuizende kogel weten te ontduiken.
Snelheid en precisie
Vanaf het moment dat de schutter wil vuren, duurt het ongeveer 0,2
sec, voordat de trekkervinger het 'hersenbevel' heeft opgevolgd. De
slagpin slaat ca. 0,005 sec later tegen het slaghoedje van de patroon.
Daarna ontbrandt het kruit in de patroonhuls in 0,0004 sec. In totaal
dus 0,2054 sec. Door de ontstekingsvlam van het slaghoedje wordt de
kruitlading ontstoken en begint zich gasdruk te ontwikkelen. Deze
chemische reactie blijft doorgaan, zelfs nadat de kogel de loop al heeft
verlaten. Na ca 0,004 sec komt de kogel los uit de huls en begint hij
zijn traject door de loop. De kogel verlaat de loop met een bescheiden
snelheid van ca 300 m/s (gemiddeld bij vuistvuurwapens), nadat hij door
de loop is geperst in een tijd van ca 0,0012 sec. Afhankelijk van de
spoedlengte en nog een aantal andere factoren heeft de kogel, die de
loop heeft verlaten, een rotatiesnelheid van zo'n 1000 omwentelingen per
seconde. Als het doel zich op bijvoorbeeld 25 meter afstand bevindt,
wordt het in 0,1125 sec door de kogel bereikt.
In totaal verstrijkt er dus slechts 0,3195 sec
tussen het afvuren van de patroon en het treffen van het doel.
Interessant is nog dat de schutter pas 0,2 sec nadat de kogel de
loop heeft verlaten, de terugslag van het wapen voelt.
In de regel wordt een pistool of revolver ingezet op afstanden tot 50
meter. Daar zijn echter uitzonderingen op. Vuistvuurwapens in diverse
kalibers worden namelijk ook gebruikt bij het silhouetschieten. Hierbij
worden op bepaalde afstanden stalen dierfiguren omgeschoten. In diverse
landen, waaronder Nederland, wordt deze tak van schietsport niet of
nauwelijks beoefend vanwege het gebrek aan aangepaste schietbanen. Een
geoefend schutter zal op 25 meter afstand met een dergelijk pistool
gemakkelijk al zijn treffers in een cirkel ter grootte van een
bierviltje kunnen plaatsen. Precisieschutters schieten met de Match
pistolen op 25 meter afstand treffergroepjes van zo'n 3 cm in doorsnede.
Om deze precisie te halen, is veel oefening nodig en speciale aan het
wapen aangepaste munitie. Deze beide factoren dwingen een sportschutter
ertoe zelf zijn patronen te maken. Naast de kennis en de ervaring van de
schutter hangt het precisie schieten ook af van de kruitlading, het type
kogel en het soort wapen waarmee geschoten wordt. De meeste vuurwapens
hebben spiraalvormige trekken en velden in de loop, waardoor de kogel
tijdens zijn reis door de loop een rotatie krijgt. Deze draaiende
beweging geeft het projectiel de stabiliteit die het nodig heeft om zijn
baan te behouden. De onderlinge verschillen in stabiliteit,
trekkermechanisme, patroonaanvoer, het vizier, de handgreep, opslag,
kracht en handelbaarheid bij vuistvuurwapens worden door nieuwe
liefhebbers van de schietsport vaak nog niet opgemerkt. Voor de ervaren
en meer geoefende schutter zijn ze al snel te herkennen en spelen ze een
belangrijke rol in de keuze van een nieuw wapen.
|
Meest
gebruikte kalibers
Hier volgt een kort lijstje met de meest gebruikte kalibers in de
schietsport:
6mm Flobert
.22 Long
.22 Short
.22 Long Rifle (LR)
.22 Long Rifle (High Velocity)
.22 WMR (Winchester
Magnum Rimfire)
7.65mm
(.32 ACP = Automatic Colt Pistol of .32 Auto)
.32 Smith & Wesson Long
.32 H&R Magnum
.30 - M1 (of .30 Carbine)
9mm Kort (.380 Auto of
Automatic)
9mm Para(bellum), 9mm
Luger, 9x19mm
.38 Super (.38 Super Auto)
.38 Special
.357 Magnum
10mm Automatic
.40 S&W (Smith &
Wesson)
.41 AE (Action Express)
.41 Magnum (Remington)
.44 Special
.44 Magnum (.44
Remington Magnum Pistol)
.45 ACP (Automatic Colt
Pistol)
.45 Long Colt (.45 Colt)
.45 Winchester Magnum
.50 AE (Action Express)
Het aangeven van de energie en kogelsnelheid van een
patroon wordt aangegeven met:
V0 = Mondingssnelheid in meters per seconde
E0 = Kogelenergie in Joules bij de loopmonding
|
6
mm Flobert
De patroon 6 mm Flobert is rond 1845 ontwikkeld door de Parijse
wapensmid Flobert. Hij heeft in feite een koperen slaghoedhulsje
omgevormd en verlengt en daar een rond kogeltje op geperst.
(V0: 200 / E0: 20)
|
.22
Long
Deze patroon is strikt genomen te beschouwen als een tussenstadium van
.22 Short naar .22 LR. Het kaliber werd geïntroduceerd in 1871.
Oorspronkelijk was de patroon voorzien van een 1,9 grams loden kogel en
had een zwartkruitlading van 0,32 gram. Met de komst van de .22 LR
patroon in 1887 raakte de .22 Long op de achtergrond. Omdat er nog
steeds wapens van dit kaliber voorhanden zijn, wordt er nog wel .22 Long
munitie gemaakt, met name de .22 Long Z(immer) munitie. Deze patroon
bedoeld als kamermunitie (Zimmer) voor het trainen op korte afstand.
(V0: 220 / E0: 40)
|
.22
Short
De .22 Short patroon werd in de Verenigde Staten ontwikkeld op basis van
de 6 mm Flobert. Smith & Wesson introduceerde in 1857 de eerste
revolver voor dit kaliber, de 'First Model' revolver. Het wapen was
bedoeld voor schijfschieten, maar werd in die tijd ook beschouwd als een
serieus verdedegingsmiddel. Oorspronkelijk was de patroon voorzien van
een 1,9 grams kogel en had een lading van 0,26 gram zwartkruit. Pas in
1927 kwam de firma Remington op de markt met een niet corrosieve
slagsaslading. Tot die tijd waren patronen geladen met slagsas dat
bestond uit een mengsel van kwikzilver, kaliumchloraat en
zwavelantimoon, waardoor de lopen ernstig werden aangetast door de
zwavel en chloorverbindingen. tegenwoordig wordt de .22 Short het meest
gebruikt voor een speciale tak van de schietsport, namelijk het snelvuur
pistoolschieten, dat een officiële schietdiscipline is.
(V0: 260 / E0: 61)
|
.22
Long Rifle (LR)
De .22 LR is een patroon met een lange geschiedenis. Het patroontje
wordt wereldwijd dagelijks gebruikt en wordt voortdurend verbeterd. Geen
andere patroon kent inmiddels zo veel variaties en uitvoeringen als
deze, met name voor de schietsport, maar ook wel voor de bestrijding van
schadelijke dieren en kleine roofdieren. Verder bewijst de patroon zijn
nut in kleine zakpistolen, in wisselsystemen of insteeklopen voor
grootkaliber pistolen, revolvers en geweren. Als sportpatroon heeft hij
in de laatste decennia steeds verbeteringen ondergaan. Bij de Olympische
spelen in 1936 (Berlijn) kon je al winnen als elk schot in de roos zat,
die toen een diameter had van 30 mm. Tegenwoordig moet je in een roos
schieten met een diameter van 12,4 mm. Omdat de .22 LR over de hele
wereld wordt gemaakt, is er een overvloed van meer of minder bekende
merken, die al naar gelang de kwaliteit onderling verschillen in
schietprestaties en vooral prijs. De .22 patroon behoort tot de familie
van randvuurpatronen. Dat wil zeggen, dat de slagsas (de
ontstekingslading) is ingeperst in de dunwandige rand van de hulsbodem
en daar door het inslaan van de slagpin wordt ontstoken. Zo'n patroon
bevat bepaald niet veel slagsas. In het geval van RWS patronen is dat
slechts 0,035 gram van het erosievrije middel Sinoxid. Tot de
randvuurpatronen van het kaliber .22 behoren ook patronen als de .22
Magnum (.22 WMR: Winchester Magnum Rimfire), die als kleinkaliber
jachtpatroon veel wordt gebruikt voor het afschieten van onder andere
kraaien en eksters. Een andere randvuurpatroon is de .22 kort, die voor
de snelvuurpistolen wordt gebruikt. Naast de normale patronen wordt ook
zogenaamde kamermunitie aangeboden. Deze patronen hebben een sterk
gereduceerde kruitlading en dienen voor het schieten op korte afstand en
in besloten ruimten. De zogenaamde Hi-speed of High Velocitypatronen
hebben een aanzienlijke hogere mondingssnelheid en hebben in combinatie
met een Hollow Point kogel een totaal andere uitwerking op het doel dan
kogels van de normale patronen. Wat betreft de nauwkeurigheid levert het
gebruik van zulke snelle patronen geen voordeel op voor sportschutters.
In diverse tests is zelfs het tegendeel bewezen voor de meeste wapens.
Deze randvuurmunitie wordt vaak ten onrechte uitgemaakt voor Flobert
patroon. Dat dat niet juist is toont de illustratie aan:
(V.L.N.R: 6mm Flobert, .22 Short,
.22 Long, .22 Long Rifle)
(V0: 330 / E0: 141)
|
.22
Long Rifle (High Velocity)
Er wordt beweerd dat de .22 LR patroon is ontwikkeld door de Amerikaanse
firma J. Stevens Arms and Tool Company in het jaar 1887. Van oorsprong
had de patroon een 2,6 grams kogel met 0,32 gram zwartkruid als
voortstuwende lading. De eerste HV (High Velocity) patroon in kaliber
.22 LR werd in 1930 door Remington op de markt gebracht in de
kogelgewichten 2,6 gram voor een massieve loden kop en 2,4 gram voor een
Hollow Point. Vooral deze laatste patroon was bedoeld voor de jacht op
klein wild op afstanden tot ca 80 meter. In de Amerikaanse terminologie
wordt dit wild aangeduid als 'varmint' , wat vrij vertaald 'klein
schadelijk wild' betekend. De .22 LR patroon wordt onder talloze merken
op de markt gebracht. Elk merk heeft ook weer een grote verscheidenheid
van uitvoeringen.
(V0: 400 / E0: 208)
|
.22
WMR ( Winchester Magnum Rimfire)
Deze randvuurpatroon werd in 1959 door Winchester ontwikkeld.
Wapenfabrikanten zagen kennelijk grote mogelijkheden voor dit kaliber,
want de firma Ruger en Smith & Wesson brachten kort daarna
verschillende revolvermodellen voor deze patroon op de markt. De patroon
is vooral bedoeld voor de jacht op klein en/of schadelijk wild op
afstanden tot ca 100 meter.
(V0: 615 / E0: 491)
|
7.65mm
(.32 ACP = Automatic Colt Pistol of .32 Auto)
In 1897 ontwikkelde John Moses Browning deze patroon voor zijn
diverse pistoolontwerpen. Als verdedegingspatroon komt hij duidelijk
kracht tekort. Niet alleen het penetratievermogen, maar ook de
beschikbare kogelenergie is te gering. Desondanks is het een
politiepatroon geweest dat gebruikt werd in veel Europese landen. De
patroon is effectief tot ca 25 meter. Door het gebruik van expanderende
Hornady XTP kogelkoppen is de effectiviteit nog enigszins aanvaardbaar.
De pistolen in dit kaliber zijn door tal van wapenfabrikanten op de
markt gebracht, maar die van FN en Walther zijn de bekendste. Als
sportkaliber is deze patroon niet bijzonder interessant. Bestaande
pistoolmodellen lenen zich niet of nauwelijks voor het gebruik van loden
kogelkoppen.
(V0: 275 / E0: 175)
|
.32
Smith & Wesson Long
Deze patroon is ontwikkeld in 1903 als revolverpatroon waarvoor de .32
Smith & Wessonpatroon uit 1896 als basis diende. Voor de .32 S&W
Long werd alleen de huls van de oude .32 S7W verlengd. Deze patroon werd
oorspronkelijk ontwikkeld als zwartkruitpatroon. Later, toen hij met
nitrokruit werd geladen, is dit kaliber redelijk populair geworden als
Matchkaliber voor revolvers en pistolen met een loden Wad Cutter
kogelkop. Bekende sportpistolen in dit kaliber zijn onder andere de
Walther GSP, Hammerli en Unique. De patroon is effectief tot ca 25
meter.
(V0: 235 / E0: 140)
|
.32
H&R Magnum
De geschiedenis van het kaliber .32 Harrington & Richardson-Magnum,
afgekort tot .32 H&R-Magnum, gaat terug tot in het jaar 1878. Smith
& Wesson ontwikkelde toen de patroon .32 S&W voor de Smith &
Wesson Single Action model 11/2 kieplooprevolver. Oorspronkelijk was
deze patroon geladen met zwartkruit. Vanaf 1939 werd de .32 S&W
aangeboden met een nitro kruitlading. Rond 1902 werd door Smith &
Wesson een nieuw kaliber uitgebracht op basis van de oude .32 S&W,
die .32 Smith & Wesson Long werd gedoopt. Het was een
revolverpatroon, die speciaal bedoeld was voor het schijfschieten met
revolvers en pistolen. het enige verschil met de oude .32 S&W was
dat de huls van het nieuwe kaliber was verlengt met 8.1mm tot 23.6mm.
Dit was gedaan om te voorkomen dat de sterkere .32 S&W Longpatroon
kon worden verschoten met revolvers van het oude kaliber. In 1984 werd
de huls weer een stukje verlengd, namelijk tot 27.3mm, en deze patroon
die een sterkere kruitlading had, werd .32 H&R-Magnum genoemd. Het
spreekt voor zich dat de ballistische eigenschappen van dit nieuwe
kaliber aanzienlijk beter waren dan die van de oudere patronen. In de
Verenigde Staten wordt dit nieuwe kaliber onder andere gebruikt de jacht
op klein en/of schadelijk wild. Deze munitie kan natuurlijk ook voor het
schijfschieten worden gebruikt. Zij het dat dit kaliber geen officiële
status heeft als wedstrijdmunitie. De wapenfabrikanten Harrington &
Richardson (failliet, maar inmiddels weer actief onder de naam New
England Firearms), Charter Arms en Dan Wesson maken verschillende
revolvermodellen voor dit kaliber .32 H&R-Magnum.
(V0: 235 / E0: 140)
|
.30
- M1 (of .30 Carbine)
Na het uitbreken van de 2de wereldoorlog werd deze patroon in 1940 in
opdracht van de Amerikaanse regering in recordtijd ontwikkeld door
Winchester, samen met de befaamde .30-M1 karabijn. Na de oorlog zijn
deze karabijnen over de gehele wereld verkocht aan overheidsdiensten.
Later werden ze beschikbaar gesteld voor de schietsport. Op het
Amerikaanse continent en in Europa zijn ze bijzonder populair. In veel
Europese landen bestaat er zelfs een landelijke schietdiscipline voor de
.30-M1 karabijn. Er zijn maar weinig pistolen of revolvers gemaakt in
dit bijzondere kaliber. Rond 1951 heeft Smith & Wesson korte tijd
een revolver in .30-M1 geproduceerd. Het Automag 3 pistool en de
enkelschots Contender zijn momenteel de enige vuistvuurwapens voor de
patroon. De patroon is effectief tot ca 200 meter.
(V0: 610 / E0: 1350)
|
9mm
Kort (.380 Auto of Automatic)
Dit kaliber werd rond 1900 ontwikkeld door de bekende wapenontwerper
John Moses Browning, in combinatie met een van zijn pistoolontwerpen.
Hoewel deze patroon zich in overheidskringen tot eind jaren '80 heeft
mogen verheugen in een grote populariteit, heeft de defensieve werking
ervan altijd te wensen overgelaten. Ten opzichte van de 9mm Para patroon
steekt dit kaliber bepaald ongunstig af. De werking van de patroon is
aanzienlijk verbeterd door de introductie van onder andere de
expanderende Hornady XTP kogelkoppen. Als sportkaliber is deze patroon
niet erg interessant.
(V0: 270 / E0: 271)
|
9mm
Para (Bellum), 9mm Luger, 9x19mm
De 9mm Parabellum, officieel kaliber 9x19mm genaamd en in Noord Amerika
ook bekend onder de naam 9mm Luger, is de bekendste en meest gebruikte
vuistvuurwapenpatroon ter wereld. Er is bijna geen leger of politie
eenheid die niet beschikt over wapens in dit kaliber. Zelfs het
Amerikaanse leger is eind jaren '80 overgegaan op 9mm Para voor het
nieuwe Beretta Model 92 dienstpistool. Dit betekend voor dit kaliber een
grote overwinning omdat Amerikanen van oudsher vastgeroest zaten aan hun
.45 ACP kaliber voor de Colt Model 1911 A1. de 9mm Para patroon wordt in
hoofdzaak gebruikt in semi automatische pistolen en in machinepistolen.
Er zijn ook enkele revolvertypen, te weten de .38 Special en .357
Magnum, die dit kaliber kunnen verschieten. Omdat de 9mm Para wat
betreft diameter van de kogel nagenoeg gelijk is aan het kaliber van de
.38 Special, zie je er regelmatig een op de markt verschijnen waaruit,
door middel van speciale clips of na aanpassing van de uitwerpster aan
de trommel, ook 9mm Para patronen kunnen worden verschoten. De
aanduiding Parabellum, afgekort Para, stamt af van de twee laatste
woorden uit de wapenspreuk "Si Vis Pacem Para Bellum", wat
vrij vertaald "Wie vrede wenst, bereidt zich voor op oorlog"
betekend. De aanduiding Luger stamt af van de naam van de
oorspronkelijke constructeur Georg Luger, die het beroemde pistool P08
en de bijbehorende Para munitie al in 1902 heeft ontwikkeld. Ook Hugo
Borchardt heeft hierin een belangrijke rol gespeeld. De aanduiding
'kaliber 9mm' betekend dat de diameter van de kogelkop 9mm bedraagt en
de hulslengte 19mm. Of het standaardkaliber 9mm Para verdrongen gaat
worden door de nieuwste kalibers, zoals .40 Smith & Wesson, .41
Action Express of de 10mm Automatic, zal de toekomt ons leren.
(V0: 340 / E0: 462)
|
.38
Super (.38 Super Auto)
De .38 Super Automatic patroon werd in 1929 geïntroduceerd als een
verbeterde versie van de oudere Colt .38 ACP patroon. Dit kaliber was
speciaal bestemd voor een aangepast pistoolmodel van Colt, de Government
Model. De hulsbodem van deze patroon heeft een half uitstekende rand.
een zogenaamde semi-rim, waarop de patroon in de kamer van de loop moet
blijven steken. Dit is bij pistoolmunitie niet gebruikelijk, want
meestal stuit de patroon in de kamer op de rand van de hulsmond. De .38
Super wil in de oudere pistolen nog wel eens doorschieten in de kamer,
zodat de ontsteking problematisch wordt. De slagpin kan het slaghoedje
in de hulsbodem dan niet bereiken. Modernere pistolen zijn zodanig
gewijzigd dat de patroon wel met de rand van de hulsmond tegen een rand
in de kamer van de loop stuit, waarmee het euvel verholpen is. Mede door
deze aanvangsproblemen heeft dit kaliber nooit zo'n succes gehad. Dit
kaliber wordt wel regelmatig gebruikt door Amerikaanse wedstrijdschutter
bij speed wedstrijden, omdat de .38 Super duidelijk meer joules
ontwikkeld dan de 9mm Para.
(V0: 380 / E0: 585)
|
.38
Special
De .38 Special patroon is een van de oudste vuistvuurwapenkalibers en
tevens de populairste wereldwijd. De patroon werd in 1906 door Smith
& Wesson geïntroduceerd, samen met de eerste revolver in dit
kaliber, de Military & Police Model 10. Sindsdien heeft dit kaliber
een grote navolging gehad, want er is bijna geen wapenmerk dat geen .38
Special revolver (of pistool) in zijn assortiment heeft of heeft gehad.
Tot de introductie van de .357 Magnum patroon en de .357 Magnum revolver
werd dit kaliber in de Verenigde Staten het meest gebruikt als
politiepatroon. De meest gebruikte kogelkop voor Match lading is de Wad
Cutter (gaatjesponser) vanwege zijn hoge precisie. Voor dit kaliber zijn
ook speciale +P-patronen (= Extra Power) verkrijgbaar, die aanzienlijk
sneller zijn dan de normale Match patronen. Bij het gebruik daarvan moet
de schutter wel letten op het wapentype waarmee hij schiet. Oude
revolvermodellen zijn vaak niet opgewassen tegen de hogere gasdruk van
deze patronen. Patronen van dit kaliber kunnen ook zonder problemen
verschoten worden met .357 Magnum revolvers. De maatvoering van de .38
Special is enigszins verwarrend. Dit kaliber wordt vaak aangeduid als
ongeveer 9mm, maar dat is niet het geval. De juiste maat is 9.07mm of
9,1mm.
(V0: 275 / E0: 345) Wad Cutter
(V0: 275 / E0: 385) +P
|
.357
Magnum
Met de introductie van de .357 Magnum patroon in 1935 door Smith
& Wesson werd het begin van het Magnum tijdperk ingeluid. Deze
patroon stamt af van de .38 (Smith & Wesson) Special en was
oorspronkelijk bedoeld als jacht en politiepatroon. Een goed voorbeeld
vormen de voor dit kaliber ontwikkelde revolvers van Smith & Wesson,
Model 28 Highway Patrolman en het iets luxere Model 27, dat eveneens in
1935 op de markt werd gebracht. de revolver, Model 27, wordt nog steeds
geproduceerd en is een van de oudste Magnum revolvermodellen. Het
schieten met deze patroon is spectaculair te noemen, vooral vanwege de
enorme dreunen en de grote mondingsvlam. De patroon is vooral geschikt
voor speciale schietvormen, zoals bowlingpin, steelplate, silhouet of
het recreatief schieten op houtenblokken enzovoort. Lange tijd had de
.357 Magnum patroon het alleenrecht als Magnum, totdat in 1956 de .44
Magnum patroon zijn intrede deed. De .357 magnum patroon is eigenlijk
een iets verlengde .38 Special, namelijk .135", oftewel zo'n 3,4mm.
Deze verlenging van de huls is speciaal ontworpen om te voorkomen dat de
patroon in .38 Special cilinder van oudere revolvers zou passen. Omdat
die niet aangepast zijn aan de veel hogere gasdruk van de Magnum, zou
dit kwalijke gevolgen kunnen hebben. De .357 Magnum moet dus worden
verschoten met speciale .357 Magnum revolvers waarin ook de lichtere .38
Special patronen kunnen worden gebruikt. Andersom kan niet. De
aanduiding .357 (Magnum) lijkt erop te duiden dat dit kaliber kleiner
zou zijn dan de .38 (Special) patroon. Ondanks de wat vreemde maatgeving
is dat niet het geval.
(V0: 460 / E0: 1079)
|
10mm
Automatic
De befaamde Amerikaanse pistoolspecialist Jeff Cooper heeft mee
mogen timmeren aan de wieg van dit kaliber. Als politiecombat en
wapenexpert was Cooper al lang van mening dat het doordringend vermogen
(lees: man stoppende werking) van de .45 ACP patroon te wensen overliet.
Na veel experimenteren kwam hij uiteindelijk terecht bij een 10mm kogel
met afgeplatte kegelneus (Flat Point), die met een kogelsnelheid van ca.
360 m/s een kogelenergie kon afgeven van zo'n 840 joule. Vervolgens wist
hij in 1979 de Amerikaanse handelsfirma Dornhaus & Dixon te
interesseren voor de financiering van een pistool en kreeg hij
munitiefabriek Norma zo ver dat zij de patroon in productie nam. Het
uiteindelijke resultaat was de Bren Ten, die na verloop van tijd in vijf
verschillende uitvoeringen te koop was. De naam van het pistool is
afgeleid van de Brunner, omdat veel technische details van de Bren waren
ontleend aan de befaamde CZ 75 of Brunner 75 pistool. De toevoeging Ten
staat uiteraard voor het kaliber van 10 mm. Het pistool had, zeker voor
die tijd, een grote patrooncapaciteit, namelijk 10 +1, zoals dat in de
jaren werd aangeduid: 10 in de patroonhouder en 1 in de kamer van de
loop. Het pistool was helaas geen lang leven beschoren, en ook de 10 mm
patroon zou in de vergetelheid zijn geraakt als andere wapenfabrikanten
geen brood hadden gezien in dit kaliber. De redding kwam van Colt, met
zijn Delta Elite pistool in 10 mm Auto(matic). Later kwamen meer
wapenmerken met een pistool in dit kaliber op de markt, waaronder zelfs
Smith & Wesson, die later zelf de concurrent van deze patroon
ontwikkelde, de .40 S&W.
(V0: 370 / E0: 775)
|
.40
S&W (Smith & Wesson)
De ontwikkeling van de .40 Smith & Wesson patroon vond begin 1990
plaats. In het begin van de jaren '90 werden meer nieuwe kalibers op de
markt gebracht. Terwijl Smith & Wesson nog bezig was met de
verbetering van diverse pistoolmodellen in het kaliber 10 mm Auto, werd
er ook gewerkt aan een geheel nieuw kaliber, samen met de Winchester
munitiefabrieken. Deze nieuwe patroon werd geïntroduceerd op een
Amerikaanse wapenbeurs, de Shot Show 1990. Volgens Smith & Wesson
maakte deze patroon, na 100 jaar van debatteren, eindelijk een eind aan
alle discussies over de ideale pistool en verdedegingspatroon. Volgens
de makers zouden andere pistoolpatronen, zoals de 9mm Para, de .45 ACP,
de .41 Action Express en zelfs de 10mm Auto, al snel in de vergetelheid
raken. In 1995 is die felbegeerde monopoliepositie van deze patroon nog
niet bereikt, en dat zal niet gebeuren ook. Eigenlijk heeft de .40
S&W op de lengte na dezelfde afmetingen als de 10mm Auto. De
terugslag van de patroon tijdens het afvuren is, afhankelijk van het
type wapen, milder dan die van de 10mm Auto. Dit heeft uiteraard zijn
weerslag op de mate van kogelenergie, die op ongeveer 75% van de 10mm
Auto uitkomt. Voor het sportschieten en sneller schietseries, zoals
steelplate, is de .40 S&W een uitstekende patroon.
(V0: 290 / E0: 492)
|
.41
AE (Action Express)
Deze patroon werd in 1985 ontwikkeld door E. Whildin, de directeur
van de Amerikaanse importfirma Action Arms Ltd. Aanvankelijk werd dit
kaliber gemaakt voor de Uzi pistool mitrailleur, maar later vond het
toepassing in pistolen. Kenmerkend voor deze patroon is dat de hulsvoet
ervan dezelfde diameter heeft als die van de 9mm Para patroon, zodat
wisselsets gemakkelijk zijn toe te passen voor 9mm Para pistolen.
(V0: 290 / E0: 492)
|
.41
Magnum (Remington)
Deze patroon is ontwikkeld in 1964. Hoewel Smith & Wesson de eer
kreeg deze revolverpatroon te ontwikkelen, zijn de geestelijke vaders
ervan de Amerikaanse wapenexperts Elmer Keith, Bill Jordan en Duke
Roberts (van Remington). Smith & Wesson bracht de patroon in
combinatie met een revolver, het model 57, op de markt. De patroon is
bedoeld om het gat op te vullen tussen de kalibers .357 Magnum en .44
Magnum. Dit kaliber heeft nooit de populariteit kunnen bereiken die het
eigenlijk verdient, zeker niet in Europa.
(V0: 395 / E0: 1065)
|
.44
Special
De .44 Special patroon heeft al een lange geschiedenis. Het kaliber
werd in 1907 geïntroduceerd door Smith & Wesson als opvolger van de
oude zwartkruitpatroon uit de 19e eeuw, de .44 Russian voor de oude
scharnierende revolvers. Deze patroon was behoorlijk populair, in elk
geval tot de invoering van de .44 Magnum. Tegenwoordig kan dit kaliber
vooral gebruikt worden als Match patroon met een loodkop in de zware .44
Magnum revolver. Verder wordt deze patroon ook toegepast voor revolvers
met zeer korte lopen, de zogenaamde 2 inch Snub Nose revolvers, die
worden gebruikt voor verdedegingsdoeleinden.
(V0: 245 / E0: 465)
|
.44
Magnum (.44 Remington Magnum Pistol)
De .44 Magnum patroon is door Smith & Wesson en Remington
gezamelijk ontwikkeld en werd in 1955 op de markt gebracht, samen met
een bijbehorende revolver in dit kaliber, het Smith & Wesson model
29. Bij de ontwikkeling van deze patroon heeft de bekende Amerikaan
Elmer Keith (sheriff-marchall, politieman en jager) een grote rol
gespeeld. Keith was namelijk niet tevreden over de prestaties van de
.357 Magnum. Hij probeerde een compromis te bereiken tussen de kalibers
.357 Magnum en .44 Special, maar het kaliber werd uiteindelijk toch
zwaarder. Tot de introductie van Speciale 'Super Magnums', onder andere
die van Casull. was deze patroon het zwaarste Magnum kaliber. Hij kreeg
gedurende zijn bestaan allerlei fantasienamen, zoals "kicks like a
mule" (schop als een muilezel). Voor de meeste schutters is de
terugslag ook te heftig, vooral bij patronen die in de buurt van de
maximale lading komen. Een schietserie van 50 patronen bekomt de meeste
schutters dan ook niet zo goed. Schietprestaties zoals die van Dirty
Harry op 100 meter afstand een vlieg tussen de ogen treffen vanuit een
losse heup is slechts voor weinige weggelegd. De patroon is in de
Verenigde Staten speciaal ontwikkeld voor de jacht op beren en rendieren
met vuistvuurwapens, in een tijd dat dit in bijna alle staten was
toegestaan. Het verhaal van de .44 Magnum ten opzichte van de .44
Special is ongeveer gelijk aan dat van de .38 Special en de .357 Magnum.
Ook bij de .44 Magnum werd de .44 Special huls verlengt, zodat deze
zware patroon niet in een .44 Special revolver kon worden verschoten.
(V0: 410 / E0: 1310)
|
.45
ACP (Automatic Colt Pistol)
In 1873 besloot de Amerikaanse overheid het kaliber .45 in te voeren
als militaire munitie. Voor handvuurwapens was dit de .45 Colt patroon.
Deze werd verschoten in de Colt Single Action Army revolver. Hoewel de
combinatie goed voldeed besloot men rond 1890 toch voor een kleiner
kaliber te kiezen. Dat werd de .38 Long Colt patroon voor de nieuwe Colt
Double Action revolver. De munitiekeuze bleek in de praktijk niet zo
gelukkig te zijn. De .38 had onvoldoende stopkracht en doordringend
vermogen, hetgeen pijnlijk aan het licht kwam in de Filippijnse oorlog.
Daarom besloot de legerleiding uit te zien naar een nieuw kaliber en
wapen. In die tijd introduceerde ir. John Moses Browning en de Colt
Firearms Industry een nieuw semi automatisch pistool, het Colt model
1905 in kaliber .45. Gedurende de tests die volgend, werden model en
patroon nog wat bijgeschaafd, wat resulteerde in het Colt pistool model
1911 in kaliber .45 ACP (=Automatic Colt Pistol). Dit nieuwe model en de
munitie werden aangewezen als officiële bewapening voor het Amerikaanse
leger. Dit is zo gebleven tot 1988. De .45 ACP patroon is vooral in de
Verenigde Staten zeer geliefd. Vanwege zijn milde terugslag en
aanzienlijke kogelenergie is deze patroon bijzonder populair bij
sportschutters voor bowlingpin en steel plate. Bijna elk wapenmerk maakt
wel een of meer pistoolmodellen in dit kaliber, en zowel in de eerste
als in de tweede Wereldoorlog werden zelfs revolvers in dit kaliber
gebruikt.
(V0: 260 / E0: 504)
|
.45
Long Colt (.45 Colt)
Door Colt werd deze patroon in 1872 ontwikkeld als munitie voor de Colt
Peacemaker revolver, die ook wel de Single Action Army 1873 wordt
genoemd. Tot ongeveer 1912 werd deze patroon geladen met zwartkruit en
daarna met het snellere nitro kruit. Hoewel deze patroon in Europa nooit
een grote populariteit heeft gekend, spreek hij toch tot de verbeelding.
Er is immers geen echte cowboyfilm denkbaar zonder de legendarische Colt
Peacemaker. De benaming .45 Long Colt en .45 Colt worden door elkaar
gebruikt, hoewel de eerste aanduiding de juiste is. Dit kaliber is lange
tijd de standaardpatroon geweest voor de Amerikaanse legerrevolvers
(vanaf 1873 tot ca 1900).
(V0: 260 / E0: 570)
|
.45
Winchester Magnum
Dit kaliber werd in 1978 door Winchester speciaal ontwikkeld voor een
bepaald sport Magnum pistool, de Wildey Magnum. Door de vele
productieproblemen die dit pistool hebben geplaagd en vanwege de grote
populariteit in Amerika, hebben vele wapenfabrikanten zich in de
concurrentiestrijd gestort om dit gat in de markt te dichten. De
bekendste daarvan zijn het Grizzly Magnum pistool, de AMT Automag en de
enkelschots Thompson Contender. In Noord Amerika wordt de patroon ook
gebruikt voor de jacht op klein wild, die daar (in sommige staten) is
toegestaan. Verder vindt dit kaliber toepassing in het silhouetschieten
met vuistvuurwapens. In Europa is dit kaliber minder populair onder
sportschutters, behalve bij degenen die wel eens iets anders willen.
(V0: 425 / E0: 1050)
|
.50
AE (Action Express)
In 1991 werd deze 'monster' patroon ontwikkeld op initiatief van de
Amerikaanse firma Magnum Research Inc. in nauwe samenwerking met de Israëlische
firma I.M.I. (Israël Military Industries), de ontwerpers en makers van
het Desert Eagle pistool. Dit pistool is verkrijgbaar in de kalibers
.357 Magnum, .44 Magnum en .50 AE. Om de productiekosten beperkt te
houden, is de hulsvoet kleiner gehouden, namelijk in dezelfde maat als
de .44 Magnum patroon. Een soortgelijke constructie heeft het kaliber
.41 AE, die dezelfde maat hulsvoet heeft als de 9mm Para patroon. De .50
AE patroon heeft, voor een vuistvuurwapenkaliber, een enorme
kogelenergie, tot bijna twee keer zo veel als die van de .44 Magnum
patroon. Inmiddels zijn meerder wapenfabrikanten wapens gaan produceren
in dit kaliber, zoals L.A.R. met het Grizzly pistool, Casull met de M555
revolver en Ruger met een Super Blackhawk revolver.
(V0: 425 / E0: 1905)
|
Ammunition
Guide
Op de volgende afbeelding staan de duidelijk verschillende patronen
van hetzelfde kaliber nog een keer afgebeeld:
|
Een deel van deze informatie is verkregen uit:
(Bron: Pistolen
& Revolvers Encyclopedie door A.E. Hartink)
(© Rebo
Productions B.V. te Lisse)
|
|
|
|